Meestal verloopt een letselschadezaak soepel en wordt er binnen een redelijke termijn schade vergoed. Maar helaas zijn er ook gevallen waarbij dit niet het geval is; de aansprakelijkheid wordt onterecht afgewezen of er wordt door een verzekeraar (bewust of onbewust) getraineerd. De vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP) luidde in april de noodklok tijdens een uitzending van EenVandaag (bron). Volgens de ASP zou er sprake zijn van een verharding van de opstelling van verzekeraars bij de afwikkeling van letselschadezaken. Er zouden meer letselschadeclaims worden afgewezen en er zou meer getraineerd worden bij de afwikkeling van letselschadedossiers.
Wat als dit u overkomt en de verzekeraar weigert een voorschot te betalen. Heeft u dan recht op immateriële schadevergoeding?
Gerechtshof Den Haag 30 augustus 2017
Feitelijke gang van zaken
In de zaak die we bespreken boog het Gerechtshof Den Haag zich over de vraag of een verzekeraar schade moest gaan vergoeden omdat zij niet voldoende had bevoorschot, als gevolg waarvan het slachtoffer psychische klachten had opgelopen. Het ging daarbij om een timmerman die op 21 oktober 2011 betrokken was geweest bij een verkeersongeval. Hij was van achteren door een andere auto aangereden en had pijn in zijn nek en lage rug. Ook meldde hij last te hebben van tintelingen in zijn armen, duizeligheid en vermoeidheid. Volgens een neuroloog zou er sprake zijn van een whiplash disorder als gevolg van het ongeval.
In de zomer van 2013 meldde de timmerman zich bij de GGZ. Omdat hij niet kon werken en financiële problemen had, leidde dat tot spanningen in de relatie, aldus de huisarts die hem naar de GGZ had doorverwezen. De psychiater bij de GGZ stelde de diagnose ernstige depressie bij een 37-jarige man die een whiplash opliep bij een auto-ongeval en daardoor ernstig wordt beperkt in het dagelijks leven.
De verzekeraar van de achterste auto erkende al snel aansprakelijkheid. Echter, in 2014 startte zij een rechtszaak waarbij zij de rechter vroegen om te verklaren dat de aard en de ernst van het door de timmerman gestelde letsel ten gevolge van het ongeval niet medisch is aangetoond, zodat causaal verband tussen de klachten en het ongeval zou ontbreken. Ook vroegen ze de rechter te verklaren dat de schade als gevolg van het ongeval niet meer was dan dat er door hun als voorschot was uitgekeerd (€ 82.500) en dat zij dus niet meer hoefden te betalen.
Uitspraak Rechtbank
De Rechtbank Den Haag gaf op het belangrijkste punt de verzekeraar ongelijk, namelijk, aan het bewijs van causaal verband tussen de klachten en het ongeval mogen geen al te hoge eisen worden gesteld. Het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de ‘whiplashklachten’ staat niet in de weg dat deze klachten in verband kunnen staan met het ongeval en dat het bewijs van het causaal verband geleverd is. Volgens de Rechtbank had de timmerman dit bewijs geleverd en moest de verzekeraar de schade hiervan betalen. Omdat uit informatie van de revalidatiearts bleek dat de whiplashklachten van de timmerman minder werden, oordeelde de Rechtbank dat per 1 januari 2015 de timmerman geacht moest worden te kunnen functioneren zonder relevante beperkingen. Per 1 januari 2015 achtte de Rechtbank hem weer in staat om te kunnen werken.
De Rechtbank gaf de verzekeraar wel gelijk wat betreft de psychische klachten. Volgens de timmerman waren deze klachten vooral veroorzaakt door financiële problemen, omdat de verzekeraar onvoldoende had bevoorschot. De Rechtbank was het hier niet mee eens en oordeelde dat de financiële problemen niet waren veroorzaakt door onvoldoende bevoorschotting. De psychische klachten waren al voor 2014 ontstaan, toen de verzekeraar nog iedere maand een voorschot betaalde, welke hoger was dan het inkomen van voor het ongeval. Volgens de Rechtbank waren de financiële problemen veroorzaakt door het uitgavenpatroon van de timmerman en het feit dat zijn vrouw dreigde Nederland te worden uitgezet. De verzekeraar hoefde dus geen schade te vergoeden wegens onvoldoende bevoorschotting.
Uitspraak Gerechtshof
Wat u wellicht al had aangevoeld, de timmerman was het niet eens met de uitspraak van de Rechtbank. Hij ging in Hoger Beroep. Het Gerechtshof Den Haag gaf de timmerman echter geen gelijk. Het hof was het met de rechtsbank eens dat het gebrek aan financiële middelen niet het gevolg was geweest van de wijze van bevoorschotting door de verzekeraar. De verzekeraar deed regelmatig betalingen, waardoor het inkomen van de timmerman steeds op peil was gebleven. Het Hof beschouwde de psychische klachten van de timmerman niet een gevolg van het ongeval.
Tot slot
In deze zaak vangt het slachtoffer bot. Wat ons betreft terecht, want de timmerman ontwikkelde de psychische klachten op het moment dat er nog keurig werd bevoorschot door de verzekeraar. Maar wij vragen ons af hoe de rechter zou hebben geoordeeld als dit niet het geval was geweest. Wat als de verzekeraar voor een langere tijd had geweigerd om te bevoorschotten en uit bankafschriften was duidelijk geworden dat het slachtoffer sindsdien in de financiële problemen was gekomen? Dan zou het zomaar kunnen dat de rechter anders zou hebben geoordeeld. Voor zover ons bekend is een dergelijke situatie echter nog niet aan de rechter voorgelegd.