Elektrische fietsen zijn een vrij nieuw verschijnsel in het verkeer, maar genieten een steeds grotere populariteit. In 2016 lag de verkoop op maar liefst 271.000 stuks (bron: bovag). Deze ontwikkeling zorgt voor nieuwe vragen, ook op het gebied van het verkeersrecht. Mensen die een ongeluk krijgen op hun elektrische fiets, liggen namelijk 2 keer zo lang in het ziekenhuis dan personen die dit overkomt met een gewone fiets (zie artikel Omroep Max). Wie is er voor deze schade aansprakelijk? En genieten mensen op een elektrische fiets dezelfde wettelijke bescherming als mensen op een gewone fiets?
Wettelijke bescherming ongemotoriseerd verkeer
In Nederland wordt ongemotoriseerd verkeer beschermd door de wet (artikel 185 WVW). Ongemotoriseerd verkeer wordt als de zwakkere verkeersdeelnemer gezien die sneller en ernstiger letsel kan oplopen wanneer er een ongeval plaatsvindt met gemotoriseerd verkeer, zoals een auto. De wet beschermt deze zwakkere verkeersdeelnemers door – in situaties waarbij er sprake is van eigen schuld – in principe ten minste 50% van de schade te vergoeden. Voor kinderen jonger dan 14 jaar is dit zelfs 100%.
Er is geen twijfel over mogelijk dat de gewone fietser onder ongemotoriseerd verkeer valt en dat deze de wettelijke bescherming geniet. Maar hoe zit dat met de elektrische fietser?
Onderscheid pedelec, speed pedelec en eBike
De vraag of de elektrische fietser dezelfde bescherming geniet als de normale fietser, is niet zomaar te beantwoorden. Hiervoor moet er onderscheid gemaakt worden tussen de pedelec, de speed pedelec en de eBike. De pedelec is een fiets met trapondersteuning. Met deze fiets moet je nog wel zelf trappen, maar het trappen is een stuk lichter en je kunt snelheden bereiken tot 25 km per uur. De speed pedelec heeft ook trapondersteuning, maar hier kun je snelheden mee bereiken tot 45 km per uur. Tot 1 januari 2017 kregen speed pedelecs een snorfietskenteken en vielen ze onder de regelgeving van snorfietsen. Nieuwe speed-pedelecs krijgen vanaf 1 januari 2017 een bromfietskenteken. Deze elektrische fiets mag alleen de weg op met een geel bromfietskentekenplaat. Verder is het dragen van een bromfietshelm of speed-pedelec-helm verplicht (bron: Rijksoverheid).
Ook bestaat er de eBike. Bij deze versie staan de motor en trappers niet met elkaar in verband en hoef je zelf niet of nauwelijks te trappen. Er is bij deze variant wel sprake van trapondersteuning, maar de aandrijfkracht vermindert of stopt niet direct als je stopt met trappen. Deze eBike kent een versie die tot 25 km per uur kan en er bestaan versies die snelheden tot 45 km per uur kunnen bereiken, dan gaat het om de high speed variant.
Uit de wet (artikel 1 sub c WVW) blijkt dat fietsen met trapondersteuning (de pedelec tot 25 km per uur) niet als een motorrijtuig worden aangemerkt. De speed pedelec en de eBike moeten volgens de wet wél als motorrijtuig worden aangemerkt. Dat betekent dus dat de fietser op een gewone pedelec wel wordt beschermd door artikel 185 WVW, maar de fietser op andere elektrische fietsen niet.
Is het onderscheid terecht?
Wij vinden voor de eBike tot 25 km per uur het onderscheid niet terecht. Immers, voor het risico in het verkeer maakt het niet uit of de trappers in verbinding staan met de motor. Beide elektrische fietsers zijn even kwetsbaar en zullen vergelijkbaar letsel oplopen als er een ongeval met een automobilist plaatsvindt. Vanuit het perspectief van bescherming van de zwakke verkeersdeelnemer zou wat ons betreft dus ook een fietser op een eBike bescherming moeten genieten.
Tot slot
Bij Smit Juridisch Advies zijn wij thuis in de wirwar van de regels omtrent verkeersaansprakelijkheid. Heeft u een ongeval gehad en vraagt u zich af wie aansprakelijk is? Neem gerust contact met ons op en wij helpen u graag verder.