Een groep van tien collega’s gaat op bedrijfsuitje naar een escaperoom; ze worden in een ruimte opgesloten waaruit zij zo snel mogelijk moesten ontsnappen door opdrachten uit te voeren. Door middel van speciale licht- en geluidseffecten werd in de escaperoom een angstige, ‘sprookjesachtige’ sfeer gecreëerd. Toen de groep een trap afdaalde naar een volgend onderdeel van de escaperoom ging het mis. Eén van de deelnemers viel ongelukkig en breekt zijn been. Wat nu? Kon hij zijn letselschade verhalen?
 
De val
De man viel door een misstap. Dat hij deze misstap maakte kwam door een splitsing in de trap en het feit dat de armleuning eerder ophield dan de trap zelf. De man gaf aan dat hij door de dichte mist (rookmachines), bliksemschichten, zeer fel licht en luide geluidseffecten geen goede inschatting kon maken van de spelsituatie en gedesoriënteerd raakte.
 
Onrechtmatige daad?
De man vorderde schadevergoeding van de exploitanten op grond van artikel 6:174 BW en artikel 6:162 BW. Hij verweet de exploitanten dat zij hem niet hadden gewaarschuwd voor de onveilige situatie. Ook stelde hij dat de exploitanten eenvoudig maatregelen hadden kunnen treffen ter voorkoming van het gevaar. Omdat ze deze maatregelen niet hadden getroffen, waren ze hun zorgplicht van artikel 6:162 BW niet nagekomen. Met andere woorden: er was sprake van een onrechtmatige daad.
 
De exploitanten waren het niet met de man eens. Volgens hun was het ongeval slechts ‘een ongelukkige samenloop van omstandigheden’ en hadden zij hier niets aan kunnen doen. Dat zij na het ongeval diverse veiligheidsmaatregelen hadden getroffen – zoals het plaatsen van een armleuning en reflecterende anti-slipstrips op het onderste deel van de trap – deed hier niets aan af. Er was geen sprake van een onrechtmatige daad.
 
Wat vindt de rechter?
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant boog zich over het geschil. Was er sprake van een onrechtmatige daad? Om deze vraag te beantwoorden maakte de Rechtbank gebruik van de zogenaamde vier criteria van het Kelderluik-arrest (Hoge Raad 5 november 1965). De formulering van deze vier criteria luidt:
 
1. Hoe waarschijnlijk is het dat iemand dermate onoplettend en onvoorzichtig is waardoor het mogelijke gevaar niet wordt opgemerkt?
2. Is er een groot risico dat daardoor een ongeval ontstaat?
3. Hoe ernstig kunnen de gevolgen en het letsel zijn die hieruit voortvloeien?
4. Hoe lastig is het om veiligheidsmaatregelen te treffen?
 
Bij de beoordeling van de kelderluik criteria vond de Rechtbank het van belang dat de man er op basis van de instructies en overige informatie over het spel niet bijzonder oplettend hoefde te zijn bij het afdalen van de trap. Het was waarschijnlijk dat de man niet de vereiste zorgvuldigheid en oplettendheid in acht zou nemen, omdat het afdalen van de trap door het ontbreken van een armleuning en door de desoriënterende omgeving werd bemoeilijkt. Bovendien, zo stelde de Rechtbank, is het een feit van algemene bekendheid dat een val van een trap kan leiden tot (ernstig) letsel. De exploitanten hadden de kans op dit ernstige letsel eenvoudig kunnen voorkomen door het nemen van veiligheidsmaatregelen, zoals een armleuning en/of reflecterende anti-slipstrips. Deze veiligheidsmaatregelen hadden ze pas na de val getroffen.
 
Conclusie
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant kwam tot de conclusie dat de exploitanten inderdaad de zorgvuldigheidsnorm van artikel 6:162 BW hadden geschonden. Er was sprake van een onrechtmatige daad. De exploitanten van de escaperoom moesten de letselschade vergoeden.
 
Tot slot
Mocht u tijdens een bedrijfsuitje letsel hebben opgelopen? Wij informeren u graag over u rechten! Bel ons op telefoonnummer 050-7074 742 of e-mail naar info@smitjuridischadvies.nl.