Afgelopen week viel ons oog op een opmerkelijke uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De zaak ging om een COVID-19 patiënt die er slecht aan toe was. De familie van de patiënt had de wens dat hij met de middelen Ivermectine, Hydroxychloroquine en Vitamine C zou worden behandeld. Het ziekenhuis weigerde dit. Bovendien stond het ziekenhuis niet toe dat een door de familie aangedragen andere arts de behandeling in het ziekenhuis uitvoert. De familie startte daarom een kort geding procedure.

De feiten op een rij
Een meneer (hierna: patiënt) werd op 10 maart 2021 in het ziekenhuis opgenomen met COVID-19. Op 14 maart 2021 werd hij in slaap gebracht. Helaas verslechterde zijn situatie steeds verder. Meerdere malen heeft de familie (en dan met name één van zijn kinderen) de behandelend artsen en het ziekenhuis verzocht het zogenoemde MATH+ Protocol op de behandeling toe te passen. Het ziekenhuis weigerde dit, maar de familie liet het daar niet bij. Ze waren op zoek gegaan naar een andere arts, die hier wel toe bereid was. Deze vonden ze, maar daarvoor was wel nodig dat deze arts daartoe de gelegenheid werd gegeven door het ziekenhuis. Dat stond het ziekenhuis niet toe.

Omdat de familie erop stond dat het MATH+ Protocol zou worden toegepast, besprak het ziekenhuis de behandeling van de patiënt uitgebreid en dan niet alleen onderling, door de intensivisten van het ziekenhuis. Er werd ook contact gelegd met de intensivisten van het Erasmus MC, in eerste instantie voor intercollegiaal overleg en later ook voor een formele second opinion. Verder werd er contact opgenomen met de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, met de voorzitter van de commissie kwaliteit van het HAGA ziekenhuis en met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Dit overleg veranderde het standpunt van het ziekenhuis niet. Ze waren niet bereid om aan de wens van de familie te voldoen.

De vordering
Omdat het ziekenhuis weigerde mee te werken, startte de familie een kort geding procedure bij de Rechtbank Midden-Nederland. Ten eerste vorderde ze dat de rechter het ziekenhuis zou bevelen dat zij de arts toestaat de gewenste behandeling met Ivermectine, Hydroxychloroquine en Vitamine C toe te passen. Ten tweede vorderde ze dat de rechter het ziekenhuis zou bevelen dat zij een door de familie aangedragen gekwalificeerd internist toestaat de gewenste behandeling toe te passen.

Hoe oordeelt de rechter?
De rechter begint met het schetsen van het algemene kader. Ze geeft aan dat als uitgangspunt geldt dat tussen de patiënt en de behandelde artsen sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. In dat kader moet de behandelende artsen de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Bij de invulling van goed hulpverlenerschap staat het patiëntbelang, ingevuld door de medisch professionele standaard, voorop. De invulling daarvan in een concreet geval is in de eerste plaats aan de behandelende artsen.

De rechter ziet geen reden om aan het inhoudelijke medisch oordeel van de behandelende artsen en de door hen toegepaste behandeling te twijfelen. Zij hebben uitvoerig overlegd met collega’s en zij hebben zich gebaseerd op de in Nederland en Europa geldende richtlijnen. De artsen zijn niet over één nacht ijs gegaan. De beslissing van de artsen om de door de familie gewenste behandeling niet toe te passen en dit evenmin te faciliteren, is volgens de rechter dan ook niet in strijd is met het goed hulpverlenerschap. Kortom: de familie verliest de kort geding procedure.

De arts in spagaat
Wat ons betreft is de uitspraak (meer dan) terecht. Want wat ons opviel, is dat als de behandelde artsen wèl aan de wens van de familie had voldaan, dan hadden zij een boete kunnen krijgen. Op 25 maart 2021 heeft namelijk de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) met een nieuwsbericht laten weten dat zij artsen gaan beboeten wanneer zij (hydroxy)chloroquine en ivermectine voorschrijven bij patiënten met COVID-19. Het is dan ook opmerkelijk dat de familie een andere arts heeft weten te vinden, die hier wel toe bereid is.

In feite had de familie de artsen in een spagaat gebracht. Want ofwel ze voldeden aan de wens van de familie, maar dan moesten ze omstreden medicijnen gaan toedienen en zouden ze een boete riskeren. Ofwel ze hielden vast aan hun professionele oordeel en daarbij ook aan de in Nederland en Europa geldende richtlijnen, maar dan moesten ze dit gaan verantwoorden bij de rechter. Al met al een zeer onwenselijke situatie, want het is natuurlijk niet de rechter die bepaalt welke behandeling een patiënt behoort te krijgen.

Tot slot
Heeft u vragen over medische aansprakelijkheid of wilt u weten hoe wij er voor zorgen dat u de juiste juridische hulp krijgt na een ongeval? Neem gerust contact op. Bel ons op 050-7074742 of stuur een e-mail naar info@smitjuridischadvies.nl.