Eindelijk een reële vergoeding voor toekomstige schade?

Een letselschadezaak eindigt eigenlijk altijd in een regeling, waarbij alle schade wordt vergoed, ook toekomstige schade. Bij toekomstige schade kunt u aan van alles denken: bijvoorbeeld het inkomen dat u in de toekomst misloopt, omdat u door het letsel arbeidsongeschikt bent. Of huishoudelijke hulp, omdat u de huishoudelijke taken niet meer zelf kunt uitvoeren. Maar toekomstige schade is ook het eigen risico waarvan bekend is dat u dit in de toekomst moet gaan betalen.
 
Als u voor toekomstige schade een schadevergoeding ontvangt, dan kunt u in de tussenliggende periode rente ontvangen. Hierdoor is het bedrag dat u nu nodig heeft om bijvoorbeeld in 2030 € 10.000 tot uw beschikking te hebben lager dan deze € 10.000. Maar aan de andere kant zorgt inflatie er weer voor dat u een hoger bedrag nodig heeft; € 10.000 is nu immers meer waard dan in 2030. Het terugrekenen van toekomstige schade naar het bedrag dat nu nodig is om de schade in de toekomst te kunnen dekken, noemt men kapitaliseren. De rekenrente is het verschil tussen de rente en de inflatie. Hoe hoger de rekenrente, des te minder er op dit moment uitgekeerd hoeft te worden.
 
“Richtlijn Rente en Inflatie”.
Jaren lang werd er in de letselschade branche uitgegaan van een rekenrente van 3%; wat neerkwam op 6% rente en 3% inflatie. Maar we weten allemaal dat de rente historisch laag is, 6% haal je tegenwoordig niet. En de inflatie komt ook niet de buurt van de 3%. Een rekenrente van 3% is dus niet realistisch. Het slachtoffer teert hierop in. Alle reden voor discussie en aanpassing van de rekenrente. De LetselschadeRaad was hier dan ook mee aan de slag gegaan en had een werkgroep opgezet. Deze werkgroep werkte aan een “Richtlijn Rente en Inflatie”. Deze Richtlijn was bedoeld om eenduidig en objectief de rente en inflatie vast te kunnen stellen, ten behoeve van de kapitalisatie.
 
De Richtlijn is niet aangenomen.
Ondanks dat de werkgroep jaren lang bezig is geweest met het opstellen van een Richtlijn, is deze Richtlijn niet verder gekomen dan een concept. Hij is nooit officieel aangenomen omdat er onvoldoende draagvlak was vanuit de achterban (bron: De LetselschadeRaad). Wij begrijpen uit verschillende bronnen dat de Richtlijn niet is aangenomen, omdat verzekeraars de Richtlijn zouden hebben geblokkeerd. Wij betreuren dit ten zeerste. Niet alleen omdat deze Richtlijn duidelijkheid kan bieden en discussie kan voorkomen. Wij betreuren dit vooral omdat de rekenrente van 3% onrealistisch is en het slachtoffer geen recht doet. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat een slachtoffer op de schadevergoeding moet interen.
 
Is de Richtlijn nieuw leven ingeblazen?
De Richtlijn is niet aangenomen. Dan zou je denken, in de prullenbak ermee! Nou nee, advocaten van een slachtoffer verzoeken dit jaar de Rechtbank Zeeland-West Brabant dat bij de berekening van de toekomstige schade moet worden uitgegaan van de rekenrente van de conceptrichtlijn. De Rechtbank Zeeland-West Brabant ging hierin mee. De Rechtbank benadrukt:
 
“het gekapitaliseerde bedrag is bedoeld om daarmee toekomstige, periodiek te lijden schade te dekken, waaronder arbeidsvermogensschade. Daarmee strookt dat van een slachtoffer redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat zij ter verkrijging van rendement over de gekapitaliseerde schade zodanige risico’s met het uit te keren bedrag neemt dat haar bestaansonzekerheid in de toekomst kan worden aangetast.”
 
Volgens de Rechtbank had de werkgroep van De Letselschade Raad bij de vaststelling van de normpercentages de juiste toetsingsmaatstaf aangelegd. De Rechtbank oordeelt daarom dat bij de berekening van de toekomstig schade er van de conceptrichtlijn moet worden uitgegaan. Concreet betekent dit:
 
1. voor de eerste vijf jaren: 1,3% rendement en 1,5% inflatie (-0,2% rekenrente);
2. voor de daarop volgende 15 jaren: 2,2% rendement en 1,6% inflatie (0,6% rekenrente);
3. en daarna (na het 20e jaar): 3,6% rendement en 1,9% inflatie (1,7% rekenrente).
 
Een rekenvoorbeeld
Hoewel de rekenrente iets heel kleins kan lijken, kan het hele grote gevolgen hebben. Om dit duidelijk te maken geven we graag een rekenvoorbeeld.
 
Stel, je lijdt de komende 10 jaar, ieder jaar € 1.000 schade. In totaal dus € 10.000. Als je dan uitgaat van een rekenrente van 3%, dan zul je nu € 8.671 ontvangen. Ga je uit van de rekenrente van de conceptrichtlijn, dan zul je nu € 9.955 ontvangen. Een verschil van maar liefst € 1.284! Hier gaat het nog maar om een ‘kleine’ schade van € 1.000 per jaar. Ga maar na wat de consequenties zijn bij grote schades. Het kan haast niet anders dan dat verzekeraars dit in hun portemonnee zullen voelen. Is dit de reden dat zij de conceptrichtlijn hebben geblokkeerd?
 
Tot slot
De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant heeft in de letselschadebranche veel stof doen opwaaien. Wat ons betreft terecht. Wij hopen dat andere, hogere, rechters dit voorbeeld volgen. Dat biedt zekerheid en doet recht aan de schade die door het slachtoffer wordt geleden. In onze dossiers zullen wij erop aansturen dat bij de rekenrente de conceptrichtlijn van De Letselschade Raad moet worden gehanteerd.
 
Wilt u meer weten over de rekenrente? Neem dan contact met ons op! Bel ons op telefoonnummer: 050-7074 742 of e-mail naar info@smitjuridischadvies.nl.

Gerelateerde posts